Handleiding voor niet-chemisch(e) onkruidbeheer(sing) op verhardingen met kleinschalige elementen
Onkruidgroei op verhardingen bestrijden en voorkomen blijft een actueel thema, zowel voor overheden als private personen. Excessieve onkruidgroei op verharde oppervlakken is immers niet alleen vaak een doorn in het oog uit esthetisch oogpunt, maar veroorzaakt ook problemen op het vlak van veiligheid en gezondheid, en brengt de functionaliteit en technische ontwerplevensduur van verhardingen in gevaar. Bovendien zorgen de secundaire effecten van chemisch onkruidbeheer – sinds jaar en dag de standaardpraktijk voor onkruidbestrijding op verhardingen – als gevolg van onaangepast, oneigenlijk en/of overmatig gebruik van herbiciden en de toename van elementenverhardingen (halfopen verhardingen) het laatste decennium voor toenemende milieudruk op het oppervlakte- en grondwater.
De emissie van herbiciden op verharde oppervlakken is onevenredig hoog in vergelijking met onverharde oppervlakken. Verharde oppervlakken zijn immers bijzonder onderhevig aan afspoeling van herbiciden, vooral bij onaangepast of oneigenlijk gebruik. De beperking van deze emissie op verhardingen zorgt dan ook voor een aanzienlijke vermindering van het residugehalte van bestrijdingsmiddelen in de waterketen. In 2003 werd het startschot gegeven voor de afbouw van het gebruik van pesticiden in openbare ruimten in Vlaanderen. Sinds 1 januari 2004 mogen overheidsdiensten eigenlijk geen herbiciden meer gebruiken, tenzij ze een reductieprogramma indienden waarbij tot 2015 gemotiveerd van nulgebruik kan worden afgeweken.
Verscheidene alternatieve methoden voor onkruidbeheer zijn ondertussen bekend en worden op kleine en grotere schaal in steden en gemeenten toegepast. Heel wat overheden hebben op die manier het gebruik van pesticiden in openbare ruimten zeer sterk teruggedrongen, gemiddeld met 42 % in de periode 2003-2009. Private personen en bedrijven hebben tot nog toe echter weinig ondernomen. Preventieve maatregelen (ontwerpmethode, keuze van het verhardingsmateriaal, keuze van de beplanting) kunnen hier samen met een optimale toepassing van curatieve bestrijdingsscenario’s in het kader van een geïntegreerd onkruidbeheerplan een oplossing bieden. Duidelijke richtlijnen en aanbevelingen hiervoor ontbreken echter nog en een verdere bewustmaking van alle doelgroepen is noodzakelijk.
Daarom zijn het OCW en de vakgroep Plantaardige productie van de UGent met steun van IWT-Vlaanderen in 2008 gestart met een vierjarig onderzoek (september 2008 - augustus 2012) naar optimale onkruidbeheersing op verhardingen. Het had tot doel een overzicht te geven van de beschikbare preventieve (ontwerp, verhardingssoort, voegvulling, enz.) en niet-chemische curatieve (intensief vegen, borstelen, branden, behandeling met hete lucht, infrarood, heet water of stoom, enz.) methoden, gericht op doeltreffendheid, kostprijs en milieueffecten.
Deze handleiding steunt op de onderzoeksresultaten van het project en bundelt een aantal belangrijke richtlijnen voor ecologisch en economisch verantwoord onkruidbeheer op verhardingen, om te komen tot aanvaardbare onkruidgroei in relatie tot het algemene straatbeeld. Het document richt zich tot ontwerpers, architecten, openbare en private beheerders, straatsteenfabrikanten, leveranciers en uitvoerders van alternatieve onkruidbestrijdingstechnieken, en zelfs gewone burgers.
Voor het proces van onkruidbeheersing op verhardingen is een beslisboom opgesteld, die in hoofdstuk 5 uitvoerig is beschreven. Daarbij wordt de probleemstelling in situ zo goed mogelijk gevolgd. Op deze manier kan de gebruiker van deze handleiding zijn keuzen maken aan de hand van de beslisboom en diepgaandere informatie in de eigenlijke tekst (hoofdstukken 1 tot 4) terugvinden.
Hoofdstuk 1 van de handleiding schetst bij wijze van inleiding de context van onkruidbeheer op verhardingen. Voorts worden de basisregels voor het ontwerp van een verharding kort in herinnering gebracht. Een degelijk beheer en efficiënt onderhoud van een elementenverharding beginnen immers al bij de aanleg.
In hoofdstuk 2 komen de belangrijkste invloedfactoren voor onkruidgroei op verhardingen aan bod. Omgevingsparameters en andere factoren bepalen namelijk het risico op veronkruiding, en vaak ook de tolerantie voor onkruidgroei op de verharding.
Hoofdstuk 3 beschrijft de mogelijke preventieve onkruidbestrijdingsmaatregelen bij het ontwerp en de uitvoering van verhardingen. Naast algemene aandachtspunten kunnen met het oog op onkruidpreventie ook een aantal specifieke materiaalkeuzen in de opbouw van de verharding worden gemaakt.
In hoofdstuk 4 wordt de curatieve, niet-chemische onkruidbestrijding toegelicht. Om te komen tot geïntegreerde en duurzame onkruidbeheersing op verhardingen dient een gepast bestrijdingssysteem te worden opgesteld, rekening houdend met een aantal technologische, biologische en omgevingsfactoren.
Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 dieper ingegaan op de voornoemde beslisboom. Deze is bedoeld om, op grond van alle voorgaande informatie, de gebruiker te helpen een keuze te maken uit de preventieve en curatieve maatregelen voor onkruidbeheersing op elementenverhardingen.
De informatie uit hoofdstuk 5 is bovendien synthetisch en schematisch weergegeven in een geplastificeerde, losbladige bijlage met ringband, om zo vakmensen een handig en praktisch hulpmiddel op het terrein te bieden.
Met deze handleiding en de bijbehorende bijlage hopen we de eindgebruiker, zij het een ontwerper, een beheerder, een uitvoerder dan wel een andere belanghebbende, een houvast te bieden bij het uitwerken van een duurzaam, geïntegreerd en niet-chemisch onkruidbeheersysteem op verhardingen.