Formule van Palmer en Barber: berekening van een equivalente modulus M1,eq van een structuur met onderfundering / fundering
De traditionele opbouw van een weg bestaat uit een baanbed, een onderfundering en een fundering, die elk een minimaal draagvermogen moeten hebben, gemeten met de Belgische statische plaat. Het minimale draagvermogen M1 moet dan 17 MPa bedragen voor het baanbed, 35 MPa voor de onderfundering en 110 MPa voor de fundering.
Deze waarden voor het draagvermogen worden voorgeschreven voor elke laag, zodat een goede uitvoering en verdichting van de bovenliggende laag mogelijk zijn en de bovenliggende laag zelf het vereiste draagvermogen kan bereiken. Een draagvermogen van 17 MPa op het baanbed wordt dus noodzakelijk geacht om een draagvermogen van 35 MPa op de onderfunderingslaag te kunnen bereiken door de uitvoering en verdichting van een onderfunderingslaag met een “redelijke” dikte, bestaande uit een in het bestek voorgeschreven materiaal gebruik makende van "normale" middelen. Op dezelfde manier wordt een draagvermogen van 35 MPa noodzakelijk geacht om de fundering effectief te verdichten en het draagvermogen van 110 MPa te bereiken. Dit draagvermogen wordt dan weer beschouwd als vereist om de verharding op de juiste wijze aan te leggen en de verkeersbelasting gedurende de gehele levensduur te dragen.
Maar quid met een situatie waarin een van deze lagen een abnormaal lage dikte heeft, bijvoorbeeld als deze dikte wordt opgelegd in een bijzonder bestek? Of als het draagvermogen van de ondergrond lager is dan gevraagd/voorzien?
Antwoord in het artikel dat je in pdf-formaat kan downloaden.